Met de sluiting in 2003 van het kruidenierswinkeltje van Naantje Vermeulen (geboren Knoop), in de volksmond meer bekend als ’t winkeltje van Naantje’, verdween het laatste stukje middenstandsgeschiedenis uit Hooge Zwaluwe.Het vertrek van Naantje (het winkeltje bestond al in 1912) betekende een slot van een al jaren slopend proces van het vertrek van uiteindelijk de complete middenstand van het ooit op zich zelf staande dorp. Na de sluiting van het zo bekende winkeltje verdween de volledige inventaris daarvan naar het museum van de Erfgoedvereniging Heerlijkheid Hooge- en Lage Zwaluwe (eerder bekend onder de naam Heemkundekring Willem Snickerieme). Dat museum was gevestigd in het statige en deftige gemeentehuis uit 1865 van de vroegere gemeente Hooge- en Lage Zwaluwe. Een gemeente, die per 1 januari 1997 werd opgeslokt tijdens een gemeentelijke herindeling en ging behoren bij de gemeente Drimmelen. In dat voormalige gemeentehuis was de winkelinventaris, de toonbank en alles wat bij zo’n winkeltje hoorde, te bewonderen en trok voornamelijk tijdens de landelijke jaarlijkse monumentendag veel bekijks. Een lang leven was deze laatste rustplaats van het winkeltje niet beschoren. De gemeente Drimmelen besloot tot verkoop van het vroegere gemeentehuis en een deel van de inventaris werd opgeslagen in een depot van de heemkundekring. Tijdens de negentiger jaren van de vorige eeuw was er nog volop bedrijvigheid in het ooit zo levendige dorp. Voor de dagelijkse boodschappen was er keuze genoeg. Men kon onder andere terecht bij de plaatselijke warme bakker Ad Knoop die wegens gebrek aan opvolging zijn nering al moest sluiten. Eerder sloot slagerij Jan Kanters na 25 jaar zijn deuren en was zijn collega Van Heusden hem al voorgegaan. Willy Vos van de gelijknamige bloemisterij ging de VUT in, het PTT-postkantoor vertrok, een cafetaria aan de Spoorstraat verdween en ook de Sparwinkel/bakkerszaak van Rie Dudok kon het niet langer bolwerken tegen de concurrentie van de winkels en supermarkten in het naburige Made en Lage Zwaluwe. Volhouders waren nog een woninginrichter (nog altijd aanwezig in combi met een kapperszaak) een bar en een filiaal van de Rabobank dat meer gesloten was dan open. Deze laatsten sloten uiteindelijk nog voor de eeuwwisseling de deuren en was het voorzieningenniveau tot een nulpunt gedaald op een enkele antiek- en curiosawinkel na. De oorzaak van dit alles kan worden gezocht in het vertrek van de oudere inwoners en de door hen verlaten woningen werden bevolkt door jonge gezinnen die de wekelijkse boodschappen per auto elders haalde. Verder werd het provinciale beleid gehekeld, dat groei van kleine dorpen belemmerde en deze ‘dorps’ wilden houden. Conclusie van het toenmalige gemeentebestuur: ‘Een dorp, dat je klein houdt, sterft af’.
‘Het is een slaapdorp geworden’, was dan ook de mening van de autochtone en achtergebleven inwoners ondanks een bezienswaardige oude hervormde kerk en een gerestaureerde molen. Naantje Vermeulen, hoewel zij al een paar jaartjes tot de groep AOW-ers behoorde, was een taaie en een onverwoestbare met haar kleine kruidenierswinkel aan de Raadhuisstraat 31 waar naast de op de toonbank staande weegschaal nog met potlood en papier werd gerekend. Maar naarmate de tijd vorderde werd het winkeltje alleen gezien als een ‘vangnet’ voor de vergeten boodschappen en kon men na sluitingstijd daar nog terecht. Uiteindelijk ging dit winkeltje als laatste middenstander ook verloren en ging het dorp, met amper 1600 zielen, al slapende een winkelloos tijdperk tegemoet. Wat restte was het buurthuis De Zonzeel. Tien jaar later opende een dagwinkel, juist bestemd voor kleine woonkernen, de deuren en de katholieke kerk werd omgedoopt tot restaurant.
Bronnen:
Erfgoedvereniging
Heerlijkheid Hooge- en Lage Zwaluwe
De Stem 1996, auteur Paul de
Schipper
BN/DeStem 2003, auteur Jan van Vliet, foto’s
o.a. van Paul de Schipper en BHIC