Vroeger en nu: Openbaar vervoer in onze regio

Al eeuwenlang is er een vorm van openbaar vervoer. Vanuit de middeleeuwen tot in de 19e eeuw bestond het openbaar vervoer uit de trekschuit en de postkoets. De trekschuit ging lange tijd dagelijks over de Mark heen en terug naar Breda. Die door een paard voortgetrokken schuit is in 1724 getekend op een plan voor de kanalisatie van de Mark bij ‘t Spijk. De postkoets reed nog niet dagelijks van Breda door Terheijden, Wagenberg en Zwaluwe om bij Moerdijk met de pont overgezet te worden naar Dordrecht. Zowel de trekschuit als de postkoets namen ook kleine vrachten mee. Langs de doorgaande wegen stonden herbergen voor rustpauzes van de voerlui en de paarden en ook voor de reizigers in de postkoets.

Tegenwoordig zien we de koning en koningin alleen nog met Prinsjesdag rijden in een koets op de derde dinsdag in september. Maar vroeger, voordat de trein reed en er auto’s waren, was de koets hun belangrijkste vervoermiddel. Zo ging in 1711 Johan Willem Friso, een verre verwant van ons Koningshuis, met zijn koets op de veerpont bij Moerdijk naar de overkant. Vanwege het erg slechte weer sloeg de boot om en is hij verdronken.

In de 17e en 18e eeuw waren de wegen nagenoeg allemaal onverhard. In Terheijden was slechts de Hoofdstraat voor een deel bestraat en later ook de Markstraat. Van en naar Terheijden en Wagenberg ging men door de Lageweg of over de Moerdijkseweg. Restaurant Ripasso, voorheen Buitenlust, bestond nog niet en richting Zevenbergschenhoek moest men eerst door de Zandkuil gaan.

Naar Moerdijk ging met over Wagenberg en Zwaluwe. Het was in die tijd een belangrijke weg en werd in officiële stukken 'gemeene weg No. 7' (algemene, openbare) en 'grooten weg No. 7' genoemd. In de Nederlandsche Staats-courant van 24 maart 1817 werd de aanbesteding voor het jaarlijkse onderhoud van deze weg bekend gemaakt. Dat was vanaf het 'veerhoofd van de Lage Zwaluwe', door de dorpen Lage en Hooge Zwaluwe, Wagenberg, Terheijden en Teteringen 'tot de vesting Breda'. In 1820-1821 werd vanuit Breda een nieuwe weg aangelegd en bestraat zijnde 'De Grote Weg der 1e klasse nr. 7'. Deze rijksweg liep verder door de Raadhuisstraat en de Molenstraat, over de Moerdijkseweg, naar Zevenbergschen Hoek.

Toen begon het een en ander te veranderen. Er kwamen meer rijtuigen voor goederen- en personenvervoer. De trekschuit kreeg minder klanten en de postkoets ging meerdere keren rijden. Maar na de komst van de trein van Breda – Lage Zwaluwe – Moerdijk in 1866 reden er ook steeds minder postkoetsen.

Vanwege de nieuw aangelegde rijksweg naar en van Breda, gingen veel mensen te voet naar de stad. Meerijden kon met de voerman, die enkele zitplaatsen op zijn voermanswagen had gemaakt. Enigszins comfortabeler vervoer was de paarden-omnibus. In 1881 werd in de krant bekend gemaakt dat een omnibus vanuit Oosterhout over Made en door Wagenberg en Terheijden naar Breda ging rijden. Een jaar later begon Koremans in Terheijden een 'omnibusdienst'. Dit werd in 1898 voortgezet door Joh. Schets. Bij Langeweg verzorgde Gielen een wagendienst tussen Zevenbergen en het station bij Langeweg.

Vanuit Wagenberg ging in 1906 een omnibus rijden met het 'hoofdkantoor' in 'Hotel De Roskam' bij Ant. van Alphen. Een stalhouder in Princenhage startte in 1906 een omnibusdienst van Wagenberg naar Breda. We zien deze omnibus bij het vertrekpunt voor logement-café 'De Roskam' op de hoek Dorpsstraat – Kerkstraat op de foto uit 1910. Op de andere hoek van de Kerkstraat heeft het oude pakhuis van de Boerenbond gestaan, tevoren was daar de stalling van de omnibus. De Wagenbergenaar Therus van Alphen (mijn opa) was in 1915 de koetsier. Daarna was dat Antoon Anthonissen, die de bijnaam Toontje 'de bus' kreeg en in Terheijden kastelein is geworden.

Maar in 1921 was de paarden-omnibus verleden tijd en werd het rijtuig nog gebruikt bij feestelijke gebeurtenissen. Toen startte Van Riel in Made met een auto-omnibus 'voor het vervoer van reizigers en kleine bagage'. In datzelfde jaar kwamen ook Schets en Van Bekhoven in Terheijden met zo een bus. Enkele jaren later reed hier in de omgeving de bus van de 'Algemeene Transport Onderneming ATO', waarvoor men in café De Gouden Leeuw 'plaatskaarten' kon kopen. Die maatschappij werd weer opgevolgd door de BBA en tegenwoordig verzorgt Arriva het openbaar vervoer.

Carnavalsclubje 'Dun Heiakker', met daarin ook kleinkinderen van mij, deed in 2011 mee aan de Kinderoptocht in Erpelrooiersland. Op een hilarische wijze speelden ze met de daar geplaatste verkeersremmers in de Brouwerijstraat en liepen met gelijkende plantenbakken en een zelfgemaakte bus. De kids wonnen zomaar de 1ste prijs en mochten vervolgens ook meelopen in de Grote Optocht.

Deze kinderen hadden al een ver vooruitziende blik. Of waren dat hun ouders? Want niet lang daarna heeft de busmaatschappij het laten afweten en reden er geen grote bussen meer door Wagenberg. De grote bussen rijden nu een andere route door Terheijden en niet meer door Wagenberg. Vanaf december 2015 is de kleine buurtbus gaan rijden, met vrijwilligers als chauffeur, van Terheijden door Wagenberg naar Made en terug: de TWM 222. En met succes, want een jaar later al in december 2016, stapte de 5000ste passagier in deze bus.

Maar die bus zien we ook niet meer na december 2018. Wel leuk voor de gemeente Drimmelen om dan mee te betalen aan het experiment met een busje zonder chauffeur, jawel, de zogenaamde 'pilot zelfrijdend vervoer in Drimmelen'. In de zomer van 2019 lazen we op KijkopDrimmelen over dit busje en op 24 juli schreef BN DeStem: De gemeente Drimmelen over het verloop van de proef: ,'Met dit project investeert de gemeente in het vervoer voor de toekomst. De verwachting is dat de uitdagingen om het (openbaar) vervoersaanbod op de vervoersbehoeften aan te laten sluiten in de toekomst alleen maar groter zullen worden.' De toekomst zal het wel uitwijzen.

Johan van der Made.

Beelden bij dit artikel